Hij is dood, zeg ik, languit liggend op het hotelbed. P. lacht ietwat onthutst en zapt verder. Hij is overleden, herhaal ik. Als in Frankrijk op drie tv-zenders tegelijk Jean-Paul Belmondo je met zijn grote, gepolijste tanden toegrijnst, betekent dat maar één ding. Heel het land treurt om l’irresticible. Hij leek mij een gelukkig man. Eén wenkbrauw hoefde hij maar op te trekken en ze vergaven hem alles. Was de acteur eerder overleden, hadden we hem beslist ook gezien op de fotobiënnale in Arles. Masculinité toont indrukwekkend hoe mannen gefotografeerd worden: vooral als meedogenloos (acteurs als Nazi official-Piotr Uklanski), maar ook als kwetsbaar en alle dimensies daartussen.
Tijdens deze vakantie lees ik een roman over drie broers die de as van hun moeder moeten uitstrooien. Op de eerste pagina rijdt een politieagent langzaam naar het meer vanwaar de melding kwam. Hij ontdekt drie bebloede mannen. Ik moet denken aan een van de verhalen uit de schrijfwedstrijd die ik onlangs mede-jureerde en waar het ook mis ging. Vinden die ongelukken met urnen alleen plaats in de verbeelding van schrijvers? Ik denk het niet. Zelfs de laatste resten van een mens dragen de kwetsbaarheid van een familiesysteem in zich.
Gisteren slenterden P. en ik door de oude, elegante straatjes van Aix en Provence. Net toen ik me afvroeg wat we hier nog deden, trok een open binnenplaats mijn aandacht. Ik keek om de hoek en slaakte een kreet toen ik het kunstwerk van Diadji Diop zag. Levensgroot zwom zijn rode man daar op het grint: ‘Nager dans le bonheur’. Maar al te vaak proberen mensen te zwemmen naár het geluk, dacht ik. Wat een geluk dat wij hem daar ontmoetten.
De Mont Ventoux ligt er zo zeldzaam stralend bij dat we onze kans wagen. We zijn niet de enigen. Sterker, het is er een gekkenhuis. Colonnes Belgische wielrenners die zich voor een kankerinzamelingsactie in gevaarlijke bochten gooien, daartussendoor de auto’s, de aanmoedigingskreten en -toeters van supporters. Moeten wij daar ook nog bij? Nee. Halverwege de terugweg zien we hoe een renner in een ambulance wordt gedragen. Hem bezorgt het goede doel een onfortuinlijk intermezzo.
Een dag later op een terras de scène die ik niet zal vergeten. Een stel, een tafeltje, een karafje wijn. Na lang wachten krijgen ze hun salade. Vruchteloos slalomt haar vork door een complete krop slablaadjes. Tout bien, madame? vraagt de ober. Je cherche les légumes grillé, hoor ik haar antwoorden. Mais alors, madame, kunt u het niet zien?! De ober loopt rood aan. Het is moeilijk de blik van de vrouw te omschrijven terwijl ze kijkt naar een miezerig sliertje natte paprika en één stukje aubergine ter grootte van een dobbelsteen. Ze probeert het uit te leggen, haar Frans is niet meer helemaal wat het was. Men staart naar haar, ze geneert zich. Dan spreekt de man aan de tafel naast hen haar aan, in het Nederlands. Hij werkt voor Artsen zonder Grenzen. Of zij zich kan voorstellen dat hij met afgrijzen naar deze conversatie luisterde? Zíj heeft tenminste iets te eten!
Ja, zegt de vrouw, dat kan ze zich goed voorstellen, zeker bezien vanuit zijn perspectief. Maar de man, eveneens rood aangelopen, is nog niet klaar. Deze mensen werken hard, zegt hij, ik ken hen, u heeft hen gekwetst. De vrouw krimpt een beetje in elkaar.
’s Avonds, terwijl de stortregen het grindpad voor het houten huisje in een beek verandert, denkt ze: ik snap die man heel goed, de ongelijkheid in de wereld is niet te harden. Maar wanneer alles ergens altijd erger is, moet ik daarom maar accepteren wat hier en nu niet klopt? En ze denkt ook aan het nieuwe museum in Arles, waar het zo heerlijk wandelen was in de tuinen. Een kunstmecenas bouwde het. Moet de overheid dan nog geld stoppen in de infrastructuur, terwijl even verderop in Marseille armoede en criminaliteit de kwetsbare banlieus domineren? Trouwens, zou die man begeleid worden bij terugkeer uit een brandhaard? Het duurt lang voordat ze de slaap vat. Die vrouw was ik.
Later die week struikel ik, recht voor ons vakantiehuisje. Had ik de restanten van de wortelstronk gezien als ik minder gehaast was? Dankzij dit ongelukje kan ik nu achter de laptop mijn gedachten ordenen. Mijn voet gelukkig zonder gips, alleen met ijs.
Na een dag of twee kan ik weer voorzichtig lopen. Dat doen we in metershoge, uitgehouwen steengrotten, waar voorheen het basisbestanddeel voor bauxiet werd gewonnen. Nu is Les Baux de Provence beschermd natuurgebied. In het overweldigende ‘Carrière des Lumières’ laten we ons overspoelen door de projecteerde schilderijen van Cesanne en Kandinski. Alles wordt vloeibaar, overal waar je kijkt, zelfs de bodem. Kleuren en beelden gaan een dans aan met de muziek van Rameau, Chopin, Bowie, Wagner. In de finale stijg je samen met de abstracte elementen van Kandinski op naar de kosmos. Can you hear me, Major Tom? Can you hear me? Later, als je je ogen sluit, kun je dit geluk zo weer tevoorschijn toveren.
Comments are closed.