Met haar ogen als donkere kralen en haar kortgeknipte blonde kopje oogde Merel net zo quasi onschuldig als de vogel naar wie ze was vernoemd. Vergis je niet. Mijn assistente zag alles en was nooit te beroerd te zeggen waar het volgens haar op stond. Gisteren nog, toen mijn laatste patiënt vertrokken was:

‘William, je rook gistermiddag naar drank!’ 

Point-blank, dat is haar methode. Ik keek haar rustig aan en glimlachte.

‘Lieve Merel, drank? Als ik tijdens een visite een glaasje aangeboden krijg, neem ik daar twee slokjes van. Dus waar hebben we het over. Maar dank voor je bezorgdheid.’

Ik bleef haar vriendelijk aankijken en dacht intussen: verdomme meisje. Moet ik, als iemand ligt dood te gaan, het laatste glas weigeren dat hij met mij wil drinken? Natuurlijk drink ik dat glas leeg en nog een tweede ook. 

uit Verhalenbundel De matrasdrager

Comments are closed.